· 

Jeroen Dubbeldam: ‘Over een hindernis springen is niet moeilijk, de manier waarop wel’

Jeroen Dubbeldam met De Sjiem en Zenith SFN. Foto Wendy Scholten
Jeroen Dubbeldam met De Sjiem en Zenith SFN. Foto Wendy Scholten

Wat doe je als je een dag ‘op pad’ mag met Jeroen Dubbeldam? Dan kan je van minuut tot minuut opschrijven hoe ‘s werelds beste kampioenschapsruiter zijn dag invult, maar veel interessanter is om verder in de keuken te kijken waar de meeste interviews stoppen. Terwijl de Olympisch kampioen, wereldkampioen én Europees kampioen in het zadel zit, mag hij uitleggen en laten zien waar zijn focus in de trainingen ligt. Bevlogen vertelt hij over zijn visie die hem op kampioenschappen verder dan een ander brengt. Lees hier het artikel dat Wendy Scholten voor De Paardenkrant Extra schreef in december 2015. Arnd Bronckhorst maakte een videoimpressie.

 

8.30 uur

Jeroen is al aan het rijden met Dokyra Fortuna (Canturano x Quasimodo Z) als de ‘privéclinic’ voor De Paardenkrant Extra start. De zesjarige merrie van Albert Jansen en Bennie Holtkamp heeft veel potentie. Ze werd vorig jaar derde in de VION Cup finale en won de CSI1* Youngster Tour finale tijdens CSI Twente met Sjaak Sleiderink. Kortom, springen kan ze, maar dressuurmatig is ze niet de makkelijkste. Ze rommelt in de aanleuning, komt tegen de hand (foto onder) en Jeroen heeft er veel werk aan.

 

Erg verleidelijk om een slofteugel erbij te pakken, toch? “Nee hoor, ik rijd zelden met een slofteugel. Je moet toch de verbinding tussen hand en been opzoeken en niet jezelf makkelijk maken. Ik pak hooguit een slof als ik twintig minuten ontspannen, lang en laag wil rijden. Tijdens concours bijvoorbeeld als ik ‘s ochtends wat dressuurmatig wil rijden op een hectisch voorterrein. Ik gebruik ‘m dus niet om er mee te werken maar om het paard ontspannen te rijden. Een slof wordt vaak gebruikt uit onkunde en gemakzucht.”

 

Consequent biedt Jeroen weerstand met zijn hand als de merrie trekt. Aan het eind van de training is ze rustiger in de aanleuning. “Gelukkig is ze in de ring een stuk makkelijker”, glimlacht Jeroen als hij afstapt. “Ze is er een hele tijd uitgeweest door een kleine blessure en is nu weer in opbouw. Ik rijd haar nu niet langer dan een half uur. Ze zweet snel en ik wil haar niet in het rode werken. Afgelopen weekend in Saasveld heb ik haar tot en met hindernis acht gesprongen en vervolgens de baan verlaten. Die laatste vijf sprongen zijn dan voor mijn gevoel nog teveel voor haar.”

 

9.15 uur

De eerste koffie wordt op kantoor gedronken, waar vader Luit Dubbeldam de post heeft gesorteerd en de inschrijvingen voor de concoursen regelt. Vriendin Annelies Vorsselmans schuift aan. Jeroen checkt zijn mail. Een rapport met bloedwaardes van een paard is binnen (foto onder). Hij laat bloed controleren als een paard niet fit aanvoelt. “In elk geval niet standaard elke maand zoals sommige stallen doen. Het gevaar daarvan is dat het bloedbeeld eigenlijk nooit heel goed is. De waardes zijn altijd een beetje zus of zo. Maar meestal is er een tekort aan rode bloedlichaampjes, wat te maken zal hebben met verzuring.”

 

10.00 uur

Toppaard Zenith SFN staat klaar op de wasplaats voor een dressuurtraining. Buiten de concoursen om springt Jeroen er maar heel weinig mee. “Hij wordt er niet beter van, alleen maar snel en gespannen waardoor hij een fout krijgt en dan nog sneller wordt. Zenith is heel voorzichtig van nature en raakt van de leg van een fout. Ik krijg dat vluchtgedrag er niet uit en heb besloten om wat water bij de wijn te doen. Op het moment dat ik voel dat hij gespannen wordt, stop ik met springen.”

 

Veel hindernissen zul je bij Jeroen sowieso niet in de baan zien. “Ik train op lage hindernissen die willekeurig in de bak zijn geplaatst. Dus geen ‘elastische’ lijntjes of in-uitjes. Ik train tot in de detail op gehoorzaamheid. Als ik van links kom en linksom verder wil, wil ik graag dat m’n paard in de linkergalop landt. Andersom net zo. Daarbij moeten ze recht blijven in het lichaam, dus niet naar buiten of naar binnen springen. Tegelijkertijd moeten ze ‘in de hand’ springen, bukken met in de lucht verbinding naar je hand. Dat is het moeilijkste om te realiseren op lage hindernissen. Je galoppeert namelijk nergens naar toe, je krijgt weinig gevoel omdat je weinig sprong krijgt. Maar als dit functioneert is het hoge werk niet moeilijk.”

 

“Als ik regelmatig op concours ga, doe ik dit werk tussendoor. Het is een gehoorzaamheidsoefening en dressuurmatig werken tegelijk. Ik ga net zo lang door op die kleine hindernisjes tot het functioneert. Dit heb ik heel lang doorgevoerd bij Zenith, maar het werkt bij hem niet. In principe accepteer ik dat niet, maar ik kan bij hem heel eigenwijs mijn ding proberen door te voeren of in dit geval een compromise maken.”

 

Ondertussen voelt Jeroen Zenith steeds steviger aan de tand. “In het dressuurwerk ga ik heel ver door. Ze moeten aan het been zijn en dat ‘aan het been zijn’ wordt nogal eens verkeerd geintepreteerd. Been geven en vooruit schieten is een verkeerde reactie, ik wil geen vluchtgedrag. Als ik been geef, wil ik dat het paard direct loslaat in de hand (foto onder) en met de schoft naar je toe komt. De eerste reactie bij een sensibel, hoog in het bloed staand paard is been eraf. Maar je kan in het parcours niet alleen maar stilzitten en afwachten. Elk paard heeft op een bepaald moment ondersteuning vanuit je been nodig. Dit probeer ik in mijn dressuur op te zoeken.”

 

“Een vlugge probeer ik lui te krijgen aan mijn been. Die rijd ik juist met een scherpere spoor, zoals Zenith nu. Als ze daar aan gewend zijn, valt het in het parcours altijd mee en kan ik daar ook mijn been aanleggen. Een wat trager, kouder paard rijd ik thuis zonder spoor of met een heel klein spoortje.”

 

Jeroen rijdt veel zijgangen met Zenith. “Dat doe ik met alle paarden. Ze moeten in alle gangen voor m’n binnen- of buitenbeen opzij kunnen. Travers, appuyeren, schouderbinnenwaarts. Niet omdat ik dat mooi vindt, maar om te checken of ze gehoorzaam zijn en aan het been willen blijven. De contragalop is ook een goede oefening daarvoor. De paarden moeten zo voor elkaar zijn dat ik op concours wat over heb. Hoe meer ik doorpak in de dressuur, hoe gehoorzamer de paarden, hoe makkelijker het wordt op concours.”

 

“Thuis stel ik ze ronder in aan de voorkant en wil ik veel been kunnen geven. Mijn paarden hebben dan niet de gangen van een dressuurpaard, maar ik kan er haast een Grand Prix dressuurproef mee rijden. Het is heel simpel: dingen die je thuis niet op zoekt, kom je in de ring tegen en dan ben je te laat. Het moet automatisch gaan. Dat lukt natuurlijk niet altijd, dan zou de sport wel heel makkelijk zijn, maar het is wel waar ik naar op zoek ben.”

 

In het dressuurwerk creëert Jeroen het verschil met zijn concurrentie, weet hij. “Er zijn duizenden, duizenden ruiters die net zo goed naar een hindernis kunnen rijden dan ik, zo niet beter. Maar als je dit werk top voor elkaar is, dan ben je aan het eind beter dan hen. Denk je dat er veel verschil zit tussen talent en kunde van een ruiter? Ik denk van niet. Het gaat om discipline. Bij al mijn toppaarden heb ik heel dichtbij opgeven gezeten. Dat ik dacht dat het me niet ging lukken, maar ik ging consequent met dit werk door en dat was mijn redding.”

 

“Weet je wat ik het allermoeilijkste vindt?”, gaat Jeroen verder. “Het trainen thuis als je geen concours hebt en dus geen doel hebt, maar die weken zijn het allerbelangrijkste. Het is verleidelijk om lekker ontspannen te rijden en te denken: ‘Wat loopt mijn paard toch lekker’, maar dan kom je op concours en dan is er ineens verzet. Dan heb je te gemakkelijk getraind en drijf je te ver van je basis af. Ik durf te stellen dat Zenith tussen Barcelona en Maastricht harder heeft gewerkt dan tijdens het hoogseizoen waarin hij landenwedstrijden loopt.”

 

10.50 uur

“Wat ik continu doe is grenzen opzoeken, want alleen dan kom je problemen tegen. Doe je dat niet, dan scoor je misschien wel eerder maar strand je ook sneller en dan kom ik verder omdat mijn basis breder is. Ik zet een paar extra knoppen op mijn paarden om het op het eind af te maken”, vertelt Jeroen als hij Zenith terug zet op de wasplaats om verzorgd te worden.

 

“Mensen zeggen op concours wel eens: ‘Goh, Zenith sprong vandaag niet zo dol’, maar dan ben ik bezig om die knopjes erop te zetten. Je kan thuis veel doen, maar het moet ook op concours. Dan ben ik rondjes aan het rijden om het uit te testen. ‘Zenith niet in vorm’ klopt dan niet. Het resultaat is alleen minder omdat ik naar een hoger doel werk. Als ik dan wil scoren, lukt het vaak ook. Hier zouden meer ruiters voor kunnen kiezen.”

 

11.00 uur

Het derde paard van vandaag is de vijfjarige zelfgefokte Figo (Breitling x Argentinus), die voor de helft verkocht is aan de vader van de Peruaan Alonso Valdez Prado die bij Jeroen traint. De bruine staat met zadel op klaar. Het hoofdstel doet Jeroen zelf op. “Noem het maar een soort tik, dit wil ik zelf doen zodat ik zelf bepaal hoe strak of los de neusriem gaat.” Figo heeft in België zijn eerste parcoursen gelopen. “Dat is beter. Daarginds liep hij mooi in de schaduw mee. Wij doen hier al gauw teveel met een vierjarige.”

In totaal rijdt Jeroen vier tot vijf paarden per dag. “Daar heb ik al bijna een dagtaak aan als je het goed wil doen. Ja, als ik 20 minuten rijd, kan ik wel op tien paarden zitten. Maar tien paarden rijden of tien paarden trainen, dat is een groot verschil. Zes tot zeven paarden is echt de max in mijn ogen, rijdt je er meer dan kom je in het rode waarbij je de laatste twee paarden alleen maar in beweging geeft. Zo denk ik erover, maar ik heb de wijsheid ook niet in pacht.”

 

11.10 uur

Jeroen laat zien hoe zijn springtraining eruit ziet. “Allereerst train ik met zo liefst kaal mogelijk hindernissen, al heb ik voor vandaag wat sponsorhindernissen in de baan gezet. Door op eenvoudige hindernissen te trainen, houden de paarden respect voor de hindernissen op concours. Deze Breitling springt heel spectaculair, maar dat wil ik niet. Hij moet ontspannen, rond in de hals, in de verbinding, in de hand springen over de lage hindernissen. Ik maak het nog iets lastiger door de hindernis op de lange zijde te zetten, want dan zijn ze eerder geneigd om naar binnen of buiten weg te springen wat dus niet moet. Dit werk kan ik tot vervelends toe doen.”

 

Het jonge talent begint spectaculair, maar ontspant zich naarmate hij vaker springt. Als hij tegen de hand komt in de aanloop naar de sprong, draait Jeroen een volte. Ik wil m’n hand eraan kunnen houden, want dat moet je in het parcours ook en je moet ze thuis aan de hulpen gewend laten raken.”

Dan rijdt Jeroen naar een lage oxer met een Roelofsen Horse Trucks bord eronder. Figo schrikt en weigert. De keer erop maakt hij een sensationele sprong (foto onder), waarna er weer rust in komt. Er valt een balk, Jeroen is blij met de fout. “Deze fout is uit vergissing gemaakt, omdat hij bijna in ‘slaap’ viel door het eentonige werk. Als de paarden wat moe worden, kan je ze het meeste leren. Als daarna drie of vier keer een goede sprong volgt, stop ik ermee.”

 

Technisch trainen noemt Jeroen dit. “Dat is herhalen en consequent zijn op kleine sprongen. Niet blij zijn dat ze hoog springen, want dat is vaak uit verband.”

 

12.00 uur

Een dressuurtraining met Classic Man volgt. De ruin heeft al veel gewonnen met zijn vorige ruiter, tot de resultaten verminderden en de fokker het paard in juni naar Jeroen bracht. Het is een schoolvoorbeeld van een paard dat met een matige basis toch goede dingen heeft gedaan, maar is vastgelopen. Hij heeft moeite om gedragen te blijven in galop.

 

“Ik heb het gevoel dat hij goed kan springen, al zijn de resultaten er nu nog niet naar. Ik merk dat hij de Grote Prijs begint om nul te springen, maar het kost hem nog teveel kracht en dan maakt hij aan het eind één of twee fouten. Om hem kracht te laten krijgen, zet ik hem deze maanden wat vaker als eerste paard in voor de dikkere proeven. Het is een wat stijf paard en dan kun je twee dingen doen: Zeggen dat hij nu eenmaal zo is of kijken wat er eraan kunnen doen. Een paard kun je niet veranderen, wel verbeteren!”

 

“Als topruiter moet je een klein beetje slim zijn, tegen je verlies kunnen en weten wanneer het tijd is om te winnen. Ik ga vaak naar concours waarbij ik van tevoren weet dat ik moet afrekenen in plaats van geld verdien. Zoals met Classic Man. Dat kost tijd. Maar ook al heb ik een plan, het loopt ook vaak genoeg anders. Belangrijkste is dat je naar je paard luistert. Je paard maakt de planning en geeft aan wat je kan en niet kan.”

 

14.00 uur

Na de lunch rijdt Jeroen het laatste paard, een van Alonso. Vaak komen in het begin van de week Hendrik-Jan Schuttert, de Russische Maria Madenova of Alonso trainen. “Veel meer leerlingen wil ik niet. Als professional zouden we meer jong talent moeten opleiden, maar vaak is er geen tijd voor of moet je iets lucratievers laten schieten. Het draait helaas vaak om geld. Ik vind lesgeven leuk, maar als ik alleen maar dingen doe die ik leuk vind en waar een ander wat aan heeft, dan houd ik mijn bedrijf niet draaiende.”

 

“Ik adviseer jong talent om bij iemand intern te gaan. Af en toe een lesje is leuk, maar je moet het hele plaatje zien van A tot Z, dus de hele dag meelopen. Ik ging intern bij Willie Mellinger en leerde daar hoe je toewerkt naar wedstrijden en mensen om je heen creëert die het mogelijk maken om topsport te bedrijven.”

“Als je niet de financiële middelen hebt om topbegeleiding in te kopen, zorg dat je je stinkende best doet. Hier klopte een jongetje uit het dorp op de deur en later nog eens en nu loopt hij hier op stal rond. Dat is ook ambitie. Vergeet niet: Talent is niet genoeg, je moet niet opgeven maar door blijven drammen. Niet vragen: ‘Wat verdien ik’. Toen ik bij Melliger zat kreeg ik kost en inwoning en was ik blij dat ik er mocht zijn. Kortom, je moet het zelf opzoeken als je de top ambieert.”

 

15.30 uur

Ondertussen zijn al veel blaadjes van de kladblok volgeschreven. Ik kan wel langer blijven, maar ik zal nu al veel moeten schrappen. Jeroen biedt in de foyer met uitzicht op de binnenhal nog eens koffie aan. Luit gaat naar huis en komt gedag zeggen, waarna ik ook ga. Als amazone tot over m’n oren gemotiveerd en als journalist popelend om het op papier te zetten!